De absolute vrijheid
Als er iets is wat de Erdowie, Erdowo, Erdogan-discussie heeft duidelijk gemaakt, dan is het wel dat er een misplaatst geloof in de absolute vrijheid van meningsuiting heerst bij sommigen.
Onder het mom van ‘vrijheid van meningsuiting’ lijkt alle fatsoen, respect en een normaal rekening houden met elkaar – dat andere fundament van iedere enigszins vrije samenleving – ondergeschikt geraakt in de overwegingen van velen. Terwijl het juist deze andere principes zijn die minstens zo belangrijk zijn voor onze samenleving, in dat het ons een mogelijkheid geeft samen te leven door weloverwogen afwegingen te maken tussen persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid.
Zowel deze alternatieve principes als onze (grond)wettelijke bepalingen zijn een even fundamenteel onderdeel van onze samenleving; de claim dat vrijheid van meningsuiting hierboven zou staan is simpelweg niet waar, en nooit waar geweest.
Grenzen aan de vrijheid
Verantwoordelijkheid heeft altijd de nodige grenzen gesteld aan persoonlijke vrijheden en dat is maar goed ook. Even een dom voorbeeld. Stel je situaties voor waarin je, ongeacht je omgeving, maar doet waar je zin in hebt. Als ik wild met mijn armen om mij heen wil slaan en slingeren, in alle richtingen, dan heb ik de vrijheid dat te doen. Dat wil nog niet zeggen dat ik het daarom in iedere situatie en ongebreideld kan doen en vervolgens niet aan te spreken ben wanneer het dan tot een botsing tussen mijn arm en een toevallige passant komt. Op het moment dat ik me tussen andere mensen bevind die mogelijk in aanraking zouden kunnen komen met mijn handelingen, dien ik er rekening mee te houden dat er ook andere mensen om me heen zijn en dat ik me wellicht in moet houden.
Uiteraard heb ik de vrijheid om met mijn armen om me heen te slaan; echter moet ik niet pretenderen dat mijn vrijheid om mijn armen rond te slingeren een absoluut recht is waar anderen maar voor moeten wijken of weg moeten duiken als het ze niet aanstaat. Het is in een dergelijk geval immers net zo goed mijn verantwoordelijkheid om te voorkomen dat ik in botsing kom met anderen. Of moeten anderen, als zij de fysieke dan wel mentale klappen niet op willen vangen, maar continu wijken voor mij? Ben ik, en is mijn mening, dan werkelijk zo belangrijk dat ik alle normen maar naast mij neer kan leggen omdat het nu eenmaal mijn heilige mening is die ik verkondig?
Om je af te vragen:
Ben ik, en is mijn mening, dan werkelijk zo belangrijk dat ik alle normen maar naast mij neer kan leggen omdat het nu eenmaal mijn heilige mening is die ik verkondig?
Iedereen die een beetje verstand van onze samenleving en de belangrijkste juridische principes heeft, weet heel goed dat het zo niet werkt. Hetzelfde principe om rekening te houden met anderen geldt namelijk voor het nalaten van handelingen. Ik heb het volste recht mij niks aan te trekken van andere medeburgers en zelfs net te doen alsof ze niet bestaan wanneer ze tegen mij praten. Doe ik net alsof ze niet bestaan wanneer ze op een spoorrails ten val zijn gekomen met een aanstormende trein aan de horizon verschijnend, dan moet ik niet gek opkijken als, eenmaal in de rechtbank, mijn nalatigheid niet afgedaan kan worden met een beroep op mijn persoonlijke vrijheid om het bestaan van anderen te negeren.
De vrijheid om iets te doen en te laten is nooit absoluut geweest. Het is niet voor niets dat onze grondwet geen rangorde aanbrengt in de fundamentele vrijheidsprincipes die in de eerste artikelen besproken worden. Gek genoeg wordt er toch maar al te vaak gedaan alsof de vrijheid van meningsuiting absoluut is en iedere rechtszaak of andere correctie van een meningsuiting meteen een inperking vormt van de mogelijkheden om te zeggen wat men denkt. Dat is het niet. Die inperkingen waren er al, om goede redenen met als belangrijkste dat we sociale beesten zijn die rekening met elkaar te houden hebben als we iets van een leefbare samenleving willen behouden. De rechtszaken zijn slechts het enforcen van die beperkingen op een vrijheid die nooit absoluut is en dat ook nooit geweest is sinds mensen samen begonnen te leven, hoezeer de voorstanders van de absolute vrijheid van meningsuiting ons dat ook voor proberen te houden.
Debat
Soms is een prikkelende stelling immers nodig om maatschappelijke problemen te kunnen bespreken. Het debat stimuleren, hetzij via satire, hetzij via persoonlijke beledigingen of een mix van deze twee – waarbij de mix overigens meer schijn dan werkelijkheid is en slechts dient om ordinair gescheld te verheffen en te verhullen – kan ook op andere manieren gedaan worden. Als ik de situatie van homo’s in islamitische landen als Iran aan wil kaarten, dan kom ik er misschien nog één keer mee weg als ik zeg dat “Moslims de grootste homohaters zijn.”. Ga ik vervolgens specifieke personen op straat aanspreken met de vraag of ze ‘nog homo’s hebben opgehangen?’ of roep ik ‘homohater!’ naar iedere moslim die mijn pad kruist, dan moet ik niet gek opkijken dat ik op een dag politie op mijn dak krijg of dat ik me uiteindelijk voor de rechter mag verantwoorden. Helemaal niet als ik diezelfde willekeurige mensen regelmatig en in het openbaar voor pedofiel uit ga maken. Wegduiken voor alle verantwoordelijkheid zodra ik erop gewezen wordt dat niet iedere moslim homo’s haat en me verschuilen achter ‘maar dat is nu eenmaal mijn mening’, is laf. Mening of niet, als je een standpunt niet kunt verdedigen – bijvoorbeeld omdat het weinig anders is dan ordinair gescheld of het over één kam scheren van hele bevolkingsgroepen – doe je er verstandig aan hem voor je te houden. Je hoeft immers niet altijd van dat recht om je mening te uiten gebruik te maken, zeker niet als je er niet verantwoordelijk mee om kunt gaan.
Praktisch
Nog los van de theoretische benadering hierboven, gelden er ook zo de nodige praktische bezwaren als het gaat om de benadering die voorstanders van ongelimiteerde vrijheid van meningsuiting voorstaan. Het belangrijkste bezwaar is toch wel dat ze hun tegenstanders van munitie voorzien om terug te slaan. Over Erdogan hebben we immers al langer onze twijfels, zowel zijn neerslaan van alle vormen van kritiek (ook de fatsoenlijke en inhoudelijke vormen ervan) als zijn dubieuze betrokkenheid in Syrië hebben zijn reputatie geen goed gedaan. Maar in plaats van deze inhoudelijke flaters en gebreken in Erdogan’s handelen tegen hem te gebruiken, wordt hij ongefundeerd uitgescholden voor van alles en nog wat. Met als gevolg dat ook mensen die niks van Erdogan moeten hebben, liever hun kritiek richten op zijn onfatsoenlijke critici dan dat het dictatoriale gedrag van Erdogan onderwerp van discussie blijft. Het heeft, kort gezegd, een averechts effect.
Keuzes
Fundamenteler is de vraag of we echt in een maatschappij willen wonen waarin alles moet wijken voor ‘De Mening’. Als ik kan kiezen tussen een samenleving waarin we kritiek kunnen uiten op normale wijze maar terechtgesteld kunnen worden voor smaad, laster en ongefundeerd schelden op specifieke personen of hele groepen in die samenleving aan de ene kant, of één die de voorstanders van absolute vrijheid van meningsuiting voor lijken te staan en waarin alles en iedereen ondergeschikt gemaakt moet worden aan de dictatuur van de ongebreidelde vrijheid om te beledigen, te schelden en te demoniseren, dan kies ik toch echt het liefst voor het eerste. Dat is geen zwichten voor hen die onze vrijheid proberen te beperken; dat is simpelweg erkennen dat onze samenleving er nooit één van absolute vrijheid was en dat de voorstanders van ongelimiteerde vrijheid iets voorstaan wat mijn samenleving – gelukkig – nooit geweest is.